PhD student: Mrs Dr K.A.W.M. de Jong

Promotors: Prof B.J. Schueler, Mrs Prof A.J.C. de Moor-van Vugt

Duration: 1/1/2001 - 30/6/2011

PhD defence: Amsterdam, 18/12/2015

Abstract:

De bevoegdheid om actief op te treden wordt vaak genoemd als een belangrijk kenmerk van de bestuursrechter. Na de invoering van de Awb is de nadruk in de bestuursrechtelijke rechtsbescherming komen te liggen op de individuele rechtsbescherming. Dit heeft tot gevolg gehad dat de bevoegdheid van de bestuursrechter om de omvang van het geding te bepalen is beperkt. Daarmee is hij op dat vlak minder actief geworden. De vraag kan worden gesteld in hoeverre nog kan worden gesproken van een actieve bestuursrechter. Om die vraag te beantwoorden wordt eerst onderzocht hoe actief de rechter was in het bestuursprocesrecht van vóór de Awb ten aanzien van de feitenvaststelling en de bepaling van de omvang van het geding. Daarbij wordt specifiek gekeken naar wat de redenen waren die in wetgeschiedenis en literatuur werden gegeven voor de actieve opstelling van de rechter. Vervolgens wordt gekeken naar de redenen om in de Awb te kiezen voor een rechter die lijdelijk is ten aanzien van de omvang van het geding en actief ten aanzien van de feitenvaststelling. Tenslotte wordt de vraag gesteld of de Awb overeenkomstig die redenen wordt uitgevoerd.