Bestuurdersaansprakelijkheid bij winstuitkeringen in het herziene BV-rechtPromovendus: Dhr. R.E.H. Canisius
Promotores: Prof.Mr. C.A. Schwarz, Dr. J. Hamers
Duur: 1/3/2013 - 28/2/2015
Promotie: Maastricht, 10/12/2014
Abstract:
Met de inwerkingtreding van het wetsvoorstel vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht is de bescherming van crediteuren bij uitkeringen niet langer gebaseerd op een systeem dat uitgaat van een bepaald kapitaal dat in de BV aanwezig moet zijn, maar berust zij op een systeem waarin de geoorloofdheid van uitkeringen moet worden beoordeeld aan de hand van de financile positie van de vennootschap. De kern van dit nieuwe systeem is de uitkeringstest van artikel 2:216 BW. Wij onderzoeken of de uitkeringstest voldoende goed hanteerbaar en werkbaar is voor de praktijk. De wetgever heeft de uitwerking van de nieuwe aansprakelijkheidsmaatstaf van artikel 2:216 BW overgelaten aan de rechtspraak. In dit onderzoek zullen wij de horizon achter deze uitkeringstest nader inkleuren. De verantwoordelijkheid van het bestuur voor het doen van uitkeringen betekent wellicht een verhoogd risico op aansprakelijkheid. In dit onderzoek zullen wij nader uiteenzetten hoe een bestuurder dit risico kan beperken of voorkomen. Voorts zullen wij de positie van artikel 2:216 BW ten opzichte van de overige aansprakelijkheidsgronden bepalen. De uitkeringstest zorgt voor spanning tussen de algemene vergadering en het bestuur. Wij zullen nagaan in hoeverre de uitkeringstest een discretionaire bevoegdheid van het bestuur inhoudt en daarmee tevens bezien of de verhouding tussen de algemene vergadering en het bestuur niet verstoord raakt.
Klik hier voor meer info.