De invloed van het beginsel van de partijautonomie op de vaststellingsovereenkomstPromovendus: Dhr. N. Portugaels
Promotores: B. Weyts, T. Vansweevelt
Duur: 1/9/2012 - 31/8/2018
Promotie: Antwerpen, 4/7/2018
Abstract:
Partijen kunnen op verschillende manieren een geschil of onzekerheid beindigen: van louter onderhandelen tot de zaak bij een rechter brengen. In dit onderzoek gaan wij na in welke mate partijen zelf een geschil kunnen beindigen. Partijen sluiten hiertoe een vaststellingsovereenkomst. In wezen is dit een overeenkomst waarmee partijen zelf en op contractuele wijze een definitief einde stellen aan een tussen hen gerezen geschil of onzekerheid. Alle landen die we onderzoeken in onze rechtsvergelijking (Belgi, Frankrijk, Nederland en Duitsland) kennen het concept van de vaststellingsovereenkomst. Het belangrijkste, en eveneens de gemene deler, is dat men telkens tracht om maximaal te vermijden dat het geschil opnieuw tot leven kan komen. De invulling van hoe maximaal dit gebeurt, verschilt echter. De afdwingbaarheid van deze nationale regelingen bevindt zich op de as tussen een overeenkomst, onderworpen aan het gemene verbintenissenrecht, en een rechterlijke uitspraak. In ons onderzoek gaan we na of en in welke mate partijen momenteel een geschil voor eens en voor altijd op contractuele wijze kunnen beindigen. Als eerste gaan we na hoe de verschillende wetgevers de vaststellingsovereenkomst behandelen, door te onderzoeken welke wettelijke grenzen aan partijen worden opgelegd. Hoewel sommige regelgeving ver gaat, door bijvoorbeeld bepaalde vaststellingsovereenkomsten gelijk te stellen met een rechterlijke uitspraak, toont de rechtspraak aan dat men toch nog door een vaststellingsovereenkomst kan breken. Als tweede luik van ons onderzoek gaan we dan ook na op welke gronden een rechter door een vaststellingsovereenkomst kan breken. In ons laatste, synthetiserend deel analyseren we beide grenzen (zowel de wettelijke als de grenzen die uit de rechtspraak voortvloeien) om na te gaan of een vaststellingsovereenkomst werkelijk een toegevoegde waarde heeft, en indien niet, of en hoe het wettelijke kader moet veranderen.