De plaats van onwettigheid in overheidsaansprakelijkheidPromovendus: Mw. F.M. Auvray
Promotor: Mw. Prof. I. Samoy
Duur: 1/5/2016 - 30/4/2021
Abstract:
In België moeten burger en overheid instaan voor de schade die zij ten gevolge van hun fout hebben berokkend. Maar wanneer handelt iemand foutief? Bij gebrek aan wettelijke definitie kende het foutbegrip in het gemene recht uiteenlopende invullingen, maar vandaag bereiken rechtspraak en rechtsleer een consensus in de mate een fout minstens de overtreding inhoudt van ofwel een specifieke gedragsregel ofwel een algemene zorgvuldigheidsnorm. Cassatierechtspraak hanteert, bij uitbreiding, eenzelfde definitie voor de fout van de overheid (zowel de uitvoerende, als de wetgevende en de rechterlijke macht). Maar is die "gelijke behandeling" tussen burger en overheid, enerzijds, en tussen de verschillende machten, anderzijds), evenals de schijnbare eenvoud van de beginselen van de buitencontractuele aansprakelijkheid, niet bedrieglijk? Vooral de vereiste van een schending van een "specifieke" gedragsnorm, lijkt anders te moeten worden benaderd, afhankelijk van de persoon of de macht aan wie een fout werd verweten.
In een meergelaagde maatschappij waar de wettigheidscontrole op de overheidshandelingen een belangrijkere rol vervult, rijst de vraag naar de exacte draagwijdte van de fout door schending van een specifieke gedragsnorm. Wanneer legt een rechtsregel een specifiek gebod of verbod op? Welke rol speelt de rechtspraak van de verschillende wettigheid-toetsende instellingen (Grondwettelijk Hof, Raad van State, Hof van Justitie, ...)? Kan de overheid zich in dezelfde mate als de burger beroepen op rechtvaardigingsgronden (onoverkomelijke dwaling, overmacht, ...) om aan enige aansprakelijkheid te ontsnappen? Het onderzoek gaat aan de hand van een transversale benadering op zoek naar de exacte plaats van "onwettigheid" binnen de overheidsaansprakelijkheid.