De private handhaving van het Europese mededingingsrecht naar aanleiding van de Richtlijn 2014/104 / EU betreffende Antitrust DamagesPromovendus: Dhr. P.D. Hildebrand
Promotores: Mw. Prof.Dr. H.E.G.S. Schneider, Prof.Dr. W. Devroe, Mw. Dr. C. Cauffman
Duur: 1/9/2014 - 1/5/2017
Promotie: Maastricht, 1/5/2017
Abstract:
De direkte werking van de artikelen 101 en 102 VWEU geven rechten en plichten aan de betrokkenen die de nationale rechter moet afdwingen, zoals vastgelegd in BRT v Sabam bij het Hof van Justitie van de Europese Unie in 1974. Het recht op vergoeding voor schending van de mededingingsregels is niet alleen een abstract recht, maar een materieel recht van hoogste juridische waarde, die in de Europese rechtsorde is gemplementeerd. Het recht op schadevergoeding is herhaald door het Hof van Justitie in de gevallen Courage en Manfredi, waarin het Hof oordeelde dat een partij die getroffen wordt door de handelingen van een andere partij moet worden gecompenseerd voor de schade in de mate dat deze schade toe te schrijven is aan degene die inbreuk maakt. Partijen die gebruik maken van het recht onder Europese wetgeving moeten dit recht op schade afdwingen volgens de nationale regels, zoals vastgelegd in de rechtelijke principes van de Europese Unie betreffende effectiviteit en equivalentie.