Promovendus: Dhr. V. Davio

Promotor: Mw. Dr. E. Muir

Duur: 1/9/2020 - 31/8/2024

Abstract:

De bescherming van de fundamentele rechten in Europa is de afgelopen jaren ingrijpend veranderd. In de nasleep van de Tweede Wereldoorlog heeft de wederopbouw van Europa zich ontwikkeld op basis van een tweepijlersysteem. De Raad van Europa werd belast met de bescherming van de individuele rechten en de grondrechten, terwijl de economische integratie werd nagestreefd via de huidige EU. De EU neemt nu echter het voortouw bij het bepalen van fundamentele rechtennormen. Fundamentele rechten zijn niet langer slechts een van buitenaf opgelegde beperking voor het optreden van de EU-instellingen en de lidstaten wanneer zij binnen het toepassingsgebied van het EU-recht handelen. De politieke instellingen van de EU bepalen steeds vaker de inhoud en de reikwijdte van de fundamentele rechten op de meest uiteenlopende gebieden. Zo heeft de EU begin 2000 twee richtlijnen op het gebied van non-discriminatie aangenomen, en, meer recentelijk, de algemene verordening inzake gegevensbescherming (GDPR) op het gebied van gegevensbescherming. Het proces waarbij de EU-wetgever fundamentele rechtennormen bepaalt heeft verstrekkende gevolgen, hoewel het fenomeen slechts beperkte academische aandacht heeft gekregen. Met name het effect van EU-wetgeving die uitdrukking geeft aan fundamentele rechten op de aanpak van de Raad van Europa is nog niet onderzocht. Dit is betreurenswaardig, aangezien het bestaan van politieke richtsnoeren, aangenomen door de EU-wetgever, over de inhoud en de grenzen van de grondrechten zeer waarschijnlijk van invloed is op de vorm van de relevante rechten in de Raad van Europa. Zodoende heeft het onderzoek tot doel de invloed van de EU-wetgeving die uitdrukking geeft aan fundamentele rechten op de definitie van de overeenkomstige rechten door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens te analyseren en kritisch te evalueren.

Klik hier voor meer info.