Verleden, heden en toekomst: het positioneren van de kamers van beroep van Europese agentschappen in de Europese UniePromovendus: Mw. S. Oosterhuis
Promotores: Prof.Mr. R.J.G.M. Widdershoven, Mw. Dr. M.O. Scholten, M. Gargantini
Duur: 1/3/2021 - 28/2/2025
Abstract:
In de afgelopen decennia zijn steeds meer agentschappen opgericht in de Europese Unie (EU), waardoor het Europese bestuur steeds meer gedecentraliseerd en gespecialiseerd is geworden. Steeds meer agentschappen kunnen bindende individuele besluiten nemen. In zulke agentschappen zijn kamers van beroep (boards of appeal) ingesteld om geschillen over deze besluiten te beslechten. Hoewel de oudste kamer van beroep al langer dan 25 jaar bestaat, is de aard van de procedure bij de kamers van beroep altijd onduidelijk geweest. De kamers van beroep waren aanvankelijk bedoeld als een bestuurlijke intern controle mechanisme. Tegelijkertijd heeft de procedure ook rechterlijke kenmerken, waardoor de kamers van beroep worden gekwalificeerd als hybride of quasi-rechterlijke organen. De bestuurlijke aard van de bezwaarprocedure werd, desalniettemin, meerdere keren benadrukt door de Europese rechtbanken. Recente ontwikkelingen laten, echter, een verschuiving zien. De kamers van beroep lijken meer van een rechterlijke aard te zijn dan van een bestuurlijke aard. Hun nieuwe rechterlijke positie heeft gevolgen voor het functioneren van de kamers van beroep, aangezien zij waarschijnlijk meer als de Europese rechtbanken zullen functioneren dan als de agentschappen. Het is nog onduidelijk of en hoe deze nieuwe positie in overeenstemming kan worden gebracht met de oorspronkelijke beoogde bestuurlijke positie van de kamers van beroep. Deze verschuiving richt zich ook op de onderliggende, en meer existentile vraag: waarom hebben we eigenlijk kamers van beroep? Dit proefschrift beoogt de aard van de bezwaarprocedure bij de kamers van beroep te verduidelijken en te onderzoeken hoe deze binnen de EU moeten worden gepositioneerd. Met behulp van empirische methoden, zoals interviews en enqutes, wordt het historisch, huidig en beoogd functioneren van de kamers van beroep geanalyseerd. Hierbij wordt gekeken naar procedurele en institutionele aspecten, zoals de indringendheid van toetsing en de onafhankelijkheidswaarborgen.