|
||||||||||||||||||||
|
Goederenrecht
Leiderschap en management - Programmaopzet - Actualisering - Methodiek - Beoogde resultaten - Effecten van samenwerking - Relatie tot de onderzoekschool Leiderschap en managementIn het goederenrecht bestaat er weliswaar een zich ontwikkelend Ius Commune (gedeelde historische wortels, alsmede gemeenschappelijke rechtspolitieke uitgangspunten, fundamentele beginselen, begrippen en regels), dat mede tot uitdrukking komt in Europees goederenrecht, maar om het Ius Commune verder te exploreren en te ontwikkelen dient op rechtsvergelijkend vlak nog altijd fundamenteel onderzoek te worden verricht. Gezien de complexiteit van dit rechtsgebied, waar civil law en common law (Engeland/Wales en Ierland) een grote divergentie vertonen, terwijl ook binnen de Europees-continentale rechtsstelsels (civil law) duidelijk herkenbare verschillen in tradities bestaan (Frankrijk, Duitsland, de Scandinavische landen, de nieuwe EU lidstaten en de zogenaamde gemengde rechtsstelsels van Schotland, Malta en Cyprus), is goede samenwerking van een zeer groot belang. De programmaleiding probeert dan ook door samenwerking een productief onderzoeksklimaat te creëren, waarin onderzoekers, de gelegenheid hebben hun ideeën en onderzoeksresultaten met elkaar te bespreken en aan derden kenbaar te maken. De programmaleiding neemt doorgaans het initiatief voor het organiseren van bijeenkomsten, zowel in het kader van de door de onderzoekschool georganiseerde activiteiten als daarbuiten. Op het jaarlijkse Ius Commune congres wordt altijd een bijeenkomst van twee dagdelen besteed aan het goederenrechtelijk onderzoek. Tijdens deze bijeenkomsten wordt, aan de hand van het thema van de conferentie, goederenrechtelijk onderzoek gepresenteerd. Daarnaast bestaat er, en dit is de uitdrukkelijke opzet van de programmaleiding, voldoende ruimte voor het bespreken van lopend onderzoek. In dit laatste onderdeel wordt met name voorrang gegeven aan promovendi, om ook deze groep onderzoekers bij het onderzoek goederenrecht in de onderzoekschool te betrekken. Naast de door de onderzoeksschool georganiseerde activiteiten besteedt de programmaleiding ook aandacht aan het organiseren van eigen activiteiten, zoals het organiseren van congressen en bijeenkomsten voor discussies over een bepaald goederenrechtelijk thema. Ook op facultair niveau organiseren de programmaleiders bijeenkomsten. Over het algemeen vindt participatie aan alle van deze bijeenkomsten plaats door de leden van de onderzoeksgroep, maar zeker ook van daarbuiten. Vanuit Maastricht wordt het programma gecoördineerd (Van Erp) in voortdurend overleg met de programmaleiders uit Amsterdam (Salomons), Leuven (Dirix/Sagaert) en Utrecht (Milo). De lijnen naar de overige onderzoekers zijn kort en informeel. Regelmatig worden bovengenoemde bijeenkomsten dan ook samen met deze overige onderzoekers georganiseerd. Daarnaast vindt ook overleg plaats met participerende seniorleden uit Edinburgh (Reid/Gretton), Delft (De Jong) en Stellenbosch (De Waal/Van der Walt/Van der Merwe). Inmiddels wordt ook samengewerkt met Schulze (directeur Centrum für Europäisches Privatrecht, Münster) en Lecocq (Luik). De samenwerking met Schulze betreft in het bijzonder deelname aan bijeenkomsten, waarin onder meer de vraag centraal staat of het Common Frame of Reference (een eerste aanzet om te komen tot een model voor een Europees BW) ook regels dient te bevatten met betrek-king tot het goederenrecht en of daartoe voldoende aanknopingspunten zijn te vinden in het acquis communautaire. Verder wordt beoogd om aldus de inbreng vanuit het Duitse recht te versterken. De samenwerking met Lecocq is erop gericht de inbreng vanuit het Belgische (en Franse) recht te versterken. De sfeer op al deze bijeenkomsten wordt gekenmerkt door wederzijds enthousiasmeren, elkaar stimuleren en, daarmee direct samenhangend, grote betrokkenheid van de onderzoekers bij elkaars onderzoek en de bereidheid (ook in teamverband) met elkaar samen te werken. ProgrammaopzetNaar aanleiding van de mid-term peer review over 2003-2004 en de commentaar van de commissie in deze, heeft de onderzoeksleiding getracht het onderzoek binnen de onderzoeksgroep opnieuw te structureren. Hierbij is niet alleen plaats gegeven aan klassiek rechtsvergelijkend onderzoek maar is ook getracht dit rechtsvergelijkend onderzoek beter in het perspectief van de doelstellingen van het programma goederenrecht en de doelstellingen van de onderzoekschool te plaatsen. Met betrekking tot de omvang van de onderzoeksgroep is aansluiting gezocht bij de Technische Universiteit Delft, waarvan drie leden tot de onderzoeksgroep zijn toegetreden (De Jong, Zevenbergen en Ploeger). Met deze toetreding is getracht een belangrijk kritiekpunt van de peer review commissie over massa van de onderzoeksgroep en de continuïteit van het onderzoek tegemoet te komen. Verder is op deze wijze een lacune in het programma opgevuld, omdat deze onderzoekers zich in het bijzonder richten op recht betreffende onroerende zaken en systemen van landregistratie. Het onderzoek van de onderzoeksgroep goederenrecht beoogt inzicht te verkrijgen in de mogelijkheid en de wenselijkheid van harmonisatie en/of unificatie van het goederenrecht in Europa. Om dit te bereiken is naast uitgebreide rechtsvergelijkende, ook internationaal privaatrechtelijke, Europeesrechtelijke en internationaalrechtelijke kennis vereist. Het goederenrecht bestaat veelal uit regels van dwingend recht waarvan de kern met name om historische redenen de inhoud heeft, zoals wij deze nu kennen. Het onderzoek in het goederenrecht is traditioneel met name nationaal georiënteerd en dit geldt zowel voor de Europees-continentale systemen als de common law. Dit hangt samen met het dwingende karakter van de goederenrechtelijke regels, het systeemdenken dat aan die regels ten grondslag ligt en de grote behoefte die er in het goederenrecht bestaat aan rechtszekerheid en voorspelbaarheid. Dit uitgangspunt komt onder andere tot uitdrukking in het internationale goederenrecht – het internationale privaatrecht met betrekking tot het goederen-recht – via de welhaast universele toepassing van de zogenaamde situsregel, ofwel het beginsel van de lex rei sitae: van toepassing is het recht van de Staat waar de zaak zich bevindt. De doelstelling van het Ius Commune onderzoek goederenrecht is om via rechtsvergelijking de traditionele benadering van het goederenrecht te doorbreken en te zoeken naar transsystematische gemeenschappelijke uitgangspunten en benaderingen van het goederenrecht. Er wordt gezocht naar de dynamiek in het goederenrecht op snijvlakken (nationaal en vergelijkend) goederen-/verbintenissenrecht, Europees en internationaal recht, alsmede internationaal privaatrecht. In deze aanpak is tevens ruimte voor het aangeven en bespreken van de verschillen in uitgangspunten en benaderingen. Met andere woorden: er wordt zowel onderzoek gedaan naar convergentie als divergentie. Via verschillende initiatieven wordt tevens gezocht naar nieuwe methoden om de onderzoeksresultaten te presenteren. Niet alleen via conferenties, bundels, boeken en artikelen, maar ook via het Ius Commune casebook Property Law wordt gezocht naar deze nieuwe methoden. Het onderzoek van de onderzoeksgroep goederenrecht verloopt langs drie onderzoekslijnen:
Naast deze onderzoekslijnen loopt sinds 2004 het werk aan het academische Ius Commune Casebook for the Common Law of Europe, Property Law. In dit casebook, dat voor het eerst materiaal en bronnen uit verschillende stelsels van goederenrecht door langdurig en intensief gezamenlijk onderzoek bij elkaar brengt, wordt via een presentatie van het goederenrecht, gebaseerd op de drie hierboven genoemde onderzoekslijnen, de lezer ingeleid in het vergelijkende en Europese goederenrecht. Vanuit de onderzoeksgroep nemen Van Erp (tevens director), Milo, Sagaert, Van Vliet en Akkermans deel aan dit project. ActualiseringBinnen het programma goederenrecht zijn, met name onder invloed van Europese ontwikkelingen, in de laatste twee jaar op elk van de drie onderzoekslijnen nieuwe accenten aangebracht.
MethodiekDe onderzoeksgroep goederenrecht probeert het onderzoek op een vernieuwende manier te benaderen. Hierbij is het belangrijk te vermelden dat zowel klassieke (‘horizontale’) rechtsvergelijking van bestaande nationale rechtssystemen als ‘verticale’ rechtsvergelijking, zowel in historisch als in internationaal en (supranationaal) Europeesrechtelijk perspectief, worden geacht bij te dragen aan de doelstellingen van het programma goederenrecht binnen de onderzoekschool. Afhankelijk van het onderwerp worden ook andere vakgebieden bij het onderzoek betrokken. Voorbeelden zijn rechtseconomische uitgangspunten over het gesloten stelsel van goederenrecht (Van Erp/Sagaert/Akkermans), maar ook onderwerpen uit het Europese recht of uit het recht van de Europese Unie. Goederenrecht is in hoge mate bepaald door historische ontwikkelingen. Met name in het onderzoek in de eerste en tweede onderzoekslijn (zie II.1 en II.2) wordt daarom aandacht besteed aan de historische ontwikkeling van het goederenrecht als verklaringsmodel voor de totstandkoming van de goederenrechtelijke stelsels. Het is ook in deze gebieden waarin interdisciplinair onderzoek, met name rechtseconomisch, zijn plaats vindt. In het kader van de derde onderzoekslijn (II.3) wordt aandacht besteed aan algemene beginselen van mensenrechten (Art. 1 1e protocol EVRM) en de doorwerking in het goederenrecht van het recht van de Europese Unie. Daarbij gaat het niet alleen om richtlijnen en verordeningen, maar ook om de beginselen van de interne markt (de ‘vier vrijheden’) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie. Dit zal ertoe leiden dat vaker zal worden samengewerkt met deskundigen op het gebied van het Europese recht en dat de onderzoeksgroep meer interdisciplinair bezig zal moeten zijn. Beoogde resultatenHet onderzoek beoogt inzicht te verkrijgen in mogelijkheid en wenselijkheid van Europese harmonisatie van (delen van) het goederenrecht. Binnen deze meest overkoepelende doelstelling tracht het onderzoek inzicht te verkrijgen in de mate waarin nationaal goederenrecht in staat is in te spelen op veranderingen, te weten, of het nationale goederenrecht in staat is zowel de internationale rechtspraktijk als supranationale regelingen te accommoderen. Het is hiervoor belangrijk dat de leden van de onderzoeksgroep niet alleen op nationaal niveau, maar met name ook op een internationaal niveau een voortrekkersrol vervullen. Vele publicaties van de onderzoeksgroep zijn daarom in het Engels. Daarnaast wordt, door het geven van lezingen en het participeren in verschillende internationale werkgroepen getracht de verspreiding van de kennis over het rechtsvergelijkende en Europese goederenrecht te bevorderen. Zo is Van Erp, in zijn hoedanigheid van raadsheer-plaatsvervanger bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, als stakeholder lid van het Common Frame of Reference (CFR) netwerk van praktijkjuristen en specialisten, die op verzoek van de Europese Commissie het door de Study Group on a European Civil Code en de Research Group on EC Private Law (Acquis Group) samengestelde CFR beoordelen op praktische hanteerbaarheid. Verder is Van Erp extern deskundige voor Europees privaatrecht geweest bij de voorbereiding van het Internationaal Beleidskader van het Nederlandse Ministerie van Justitie. Ook is hij als adviseur nauw betrokken bij de hercodificatie van het burgerlijk recht in Polen, in het bijzonder die delen van het BW die betrekking hebben op het goederenrecht. Dit advieswerk is het uitvloeisel van een samenwerkingsproject tussen het Nederlandse en het Poolse Ministerie van Justitie en de Poolse Wetgevingscommissie. Programmaleiders Salomons en Sagaert zijn van hun kant als rapporteurs betrokken bij het CFR-project over Transfer of Movables. Effecten van samenwerkingDe effecten van samenwerking zijn groot. Zij zijn concreet te vinden in de gezamenlijke onderzoeksprojecten, in gezamenlijke publicaties, maar ook in wederzijdse participatie in onderwijs. De effecten zijn merkbaar in opleiding en onderzoek van promovendi, waarbij met meer efficiëntie en diepgang goederenrechtelijke rechtsvergelijking kan worden bedreven; dat geldt ook voor het onderzoek van gepromoveerde onderzoekers. Promovendi wordt gestimuleerd om hun werk ook voor te leggen aan andere leden van de onderzoeksschool/onderzoeksgroep dan de promotor. Zo hebben Sagaert en Van Erp samengewerkt met haar promotor Storme bij de begeleiding van het proefschriftonderzoek van Lebon, ook al was zij formeel gezien geen lid van de onderzoeksgroep. Haar onderzoek en haar bijdrage aan het Casebook Property Law vond om die reden in feite onder de vlag van de onderzoeksgroep plaats, hetgeen ertoe leidde dat ook dit proefschrift beschouwd kan worden als resultaat van de samenwerking binnen de onderzoeksgroep. Er wordt met enige regelmaat gezamenlijk gepubliceerd en er wordt met name samengewerkt in internationale werkgroepen op het terrein van het goederenrecht, waar vaak verschillende leden van de onderzoeksgroep, gezien hun expertise, deel van uitmaken. Als voorbeeld hiervoor kan de werkgroep worden genoemd die het Ius Commune Casebook Property Law samenstelt (Van Erp/ Milo/Sagaert/Van Vliet/Lebon/Akkermans). De andere leden van deze werkgroep zijn Hinteregger (Graz), Swadling (Brasenose College, Oxford) en Braun (St. John's College, Oxford). Met betrekking tot de opleiding van de onderzoekers kan nog worden opgemerkt dat de aan de onderzoeksschool verbonden promovendi deelnemen aan een gezamenlijke opleiding, gericht op hun academische scholing als onderzoeker. Vanuit het programma goederenrecht werd in de verslagjaren aan die opleiding deelgenomen door Akkermans (Maastricht), Anderson, Maslin en Mcleod (Edinburgh). Akkermans (promovendus goederenrecht) was voorzitter van de promovendiraad en als zodanig adviseur van het bestuur van de onderzoekschool. Hij richtte zich onder meer sterk op handhaving van de kwaliteit van de onderzoekersopleiding. Relatie tot de onderzoekschoolHet programma goederenrecht betreft een rechtsgebied waar de integratie van het recht nog niet ver gevorderd is, alhoewel deze vanuit de Europese praktijk, in het bijzonder waar het zekerheidsrechten betreft, wel als gewenst wordt ervaren. Slechts op enkele aspecten heeft de Europese of internationale wetgever harmoniserende wetgeving tot stand gebracht. Hoewel in toenemende mate het goederenrecht bij de integratie van het recht in, met name, de Europese Unie wordt betrokken (bijvoorbeeld in het CFR project), is voorbereidend en harmonisatie/unificatie faciliterend rechtsvergelijkend onderzoek nog steeds noodzakelijk. Door middel van de uitgezette onderzoekslijnen beoogt het programma goederenrecht op een constructieve wijze langdurig bij te kunnen dragen aan integratie van het recht binnen Europa om aldus een belangrijke doelstelling van de onderzoeksschool te kunnen realiseren. Het goederenrecht is van aanvang af een onderzoeksobject geweest van de onderzoeksschool. Het programma zal dan ook in de toekomst worden voortgezet. Met name gezien de te verwachten toename in de betrokkenheid van het goederenrecht aan het Europese integratieproces zullen de uitgezette onderzoekslijnen moeten kunnen blijven bijdragen aan de doelstellingen van de onderzoeksschool. Verder is de onderzoeksgroep versterkt en wordt de samenwerking met niet-leden verder uitgebouwd, mede naar aanleiding van de door de mid-term peer review commissie uitgesproken zorg over de continuïteit van de onderzoeksgroep. Academische reputatieDe academische reputatie van de onderzoeksgroep komt op verschillende wijzen tot uitdrukking. Leden van de onderzoeksgroep vervullen maatschappelijk en juridisch belangrijke functies, zoals: Raadsheer in het Belgische Hof van Cassatie en voorzitter van de Belgische Vereniging voor Rechtsvergelijking (Dirix); voorzitter Nederlandse Vereniging voor Rechtsvergelijking, medeorganisator van het XVIIe vierjaarlijkse International Congress of Comparative Law onder auspiciën van de Académie Internationale de Droit Comparé (AIDC, gevestigd te Parijs) in 2006 gehouden te Utrecht (Van Erp); TPR Leerstoel Utrecht (Sagaert). De onderzoeksleiders zijn vaak redacteur van vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften. (Van Erp, medeoprichter en hoofdredacteur van het Electronic Journal of Comparative Law: In 2005 en 2006 was Van Erp Marie Curie Fellow aan het Zentrum für Europäische Rechtspolitik, in 2005 tevens Lehrbeauftragter für Sachenrecht, aan de Universiteit Bremen, met als onderzoeksopdrachten rechtsvergelijkend onderzoek inzake het recht betreffende persoonlijke zekerheden (borgtocht) en doorwerking van grondrechten in het privaatrecht, waaronder goederenrecht. In 2006 was Sagaert hoogleraar aan de Universiteit Utrecht in het kader van de Wisselleerstoelwisselleerstoel van het Tijdschrift voor Privaatrecht en was Van Vliet gastdocent in Aberdeen. De senioronderzoekers uit Edinburgh en Stellenbosch, met wie nauw wordt samengewerkt, hebben een grote reputatie. Reid was resp. Gretton is (beiden Edinburgh) Law Commissioner voor Schotland en in die hoedanigheid direct verantwoordelijk voor de grote wetgevende projecten in Schotland op het gebied van het goederenrecht. Zo is Reid de ontwerper van de wet waarbij in Schotland het feodale stelsel is afgeschaft en vervangen door een op de civil law gebaseerd eigendomsbegrip. Van der Walt (Stellenbosch) richt zich op de herziening van de positie van landgebruikers in Zuid-Afrika. De academische reputatie van de onderzoeksgroep blijkt bovendien uit de participatie (voor en tijdens de verslagperiode) door gerenommeerde buitenlandse juristen als spreker tijdens studiedagen en deelnemer aan onderzoeksprojecten van de onderzoeksgroep. Te noemen vallen: Ancel (Saint-Etienne), Cabrillac (Mont Pellier), Cantin Cumyn (McGill University, Montreal), Casman (Brussel), Crocq (Paris II), Lord Eassie (voorzitter Schotse Law Commission), French (University of California, Los Angeles: UCLA, tevens Reporter Restatement of the Law 3rd., Property, Servitudes), Hinteregger (Graz), Lord Mance (House of Lords), Nasarre Aznar (Tarragona), Navas Navarro (Universitat Autònoma de Barcelona). Parchomovsky (University of Pennsylvania), Randou (Lille II), Ritaine-Cashin (directeur Institut Suisse de Droit Comparé, Lausanne), Stöcker (Verband Deutsdcher Pfandbriefbanken, Berlijn), Swadling (Brasenose College, Oxford), Manfred Wolf (Frankfurt a/M) en Yiannopoulos (Tulane Law School, New Orleans). Onderzoeksfaciliteiten, middelentoewijzingConferenties en andere bijeenkomsten die binnen dit programma worden georganiseerd worden primair door de verschillende faculteiten ondersteund. Waar nodig kan worden teruggevallen op financiële steun van de penvoerder van de onderzoeksschool (Maastricht). Onderzoekers binnen het programma maken vanzelfsprekend geregeld gebruik van de bibliotheken (inclusief IT faciliteiten en toegang tot databanken) van aan de onderzoeksschool deelnemende instellingen. Onderzoek wordt vaak gecombineerd met deelname aan bijv. een conferentie of een bijeenkomst van het casebook team ‘Property Law’. |
|||||||||||||||||||
|